Het was een mooie festivalpinksterzondag in een Sallandse provincieplaats. Een trits bands van middelbare en nog wat oudere jongeren strooiden in enorme tenten hun door doek vervormde blues- en rootsklanken over de dorstige menigte, die voor de ene helft uit aangeschoten jongeren bestond die met hun rug naar de muziek stonden en voor de andere helft uit generatiegenoten van die muzikanten, meedeinend op bekende klanken en wat zuiniger met innemen.
Wij stonden achterin de grootste tent en keken tegen twee ontblote ruggen aan. De ruggen dronken in hoog tempo bier uit plastic bekers. Ze gooiden peuken vlak onder het bord ‘niet roken in de tent’. Na afloop van een gitaarsolo trok de ene rug een mintgroen T-shirt aan. Achterop stond in grote letters: als ik dronken ben, breng me dan naar Agnes. Ik nam een laatste slok van mijn bier en keek mijn metgezellen aan.
Onze gedachten waren bij Agnes.